11 november 2025 - 23:00 - Wereld
De Spaanse justitie heeft een definitieve afwijzing gegeven aan de asielaanvraag van een Marokkaanse man. De aanvrager stelde dat hij in Marokko met de dood werd bedreigd door zijn eigen familie, een dreiging die voortkwam uit een ernstig conflict over een erfenis.
Het Spaanse nationale hof, de Audiencia Nacional, oordeelde dat de aangedragen feiten, hoewel ze een duidelijk conflict betroffen, geen geldige grond vormden voor internationale bescherming. Volgens de landsadvocaat vielen de vermeende bedreigingen onder een privé- en familieconflict en hadden ze geen relatie met de wettelijk vastgelegde motieven voor vervolging, zoals ras, religie of politieke opvattingen. De rechtbank onderschreef dit standpunt en stelde vast dat de man het bestaan van vervolging in de juridische zin niet kon aantonen.
Lees ook: Gay-buikdanser Rahim vluchtte uit Marokko en scoort nu in het VK
De Marokkaan diende zijn verzoek in juli 2022 in bij het detentiecentrum voor buitenlanders (CIE) in Barcelona. Hij claimde dat hij als de "enige man van de familie" recht had op het grootste deel van het familiegoed, wat leidde tot de bedreigingen door zijn naasten. Zijn verdediging probeerde tevergeefs aan te voeren dat zijn status als "erfgenaam" hem plaatste in een "bepaalde sociale groep" conform de asielwet, een argument dat door het hof werd verworpen.
De afwijzing van de aanvraag werd op alle bestuurlijke en juridische niveaus bevestigd. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken had de aanvraag in augustus 2022 al initieel verworpen, wat kort daarna bij heroverweging opnieuw werd bekrachtigd. Ook het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR) bracht twee ongunstige rapporten uit, waarin zij concludeerden dat de man aan geen enkel criterium voldeed.
Lees ook: Marokkaan in Spanje uitgezet ondanks asielaanvraag voor pro-Palestina-activisme
De Audiencia Nacional verwierp tevens een aanvullend verzoek om bescherming op humanitaire gronden, wegens het ontbreken van bewijs voor enige bijzondere kwetsbaarheid. Het hof verklaarde de administratieve procedure, inclusief de door de aanvrager betwiste kennisgevingstermijnen, rechtsgeldig. Tot slot werd de Marokkaan veroordeeld tot het dragen van de 1000 euro gerechtskosten.
